Roodkapje in La Repubblica

Ter gelegenheid van de verschijning van de Italiaanse vertaling van Mijn zoon heeft een seksleven en ik lees mijn moeder Roodkapje voor schreef Renate Dorrestein op verzoek van het Italiaanse dagblad La Repubblica een artikel over de achtergronden van haar boek.

Roodkapje
Ouder worden gaat vanzelf, je hoeft er verbazend weinig voor te doen, behalve in leven zien te blijven. Op een ochtend word je wakker en ben je vijftig. Dat overkwam ook mij.

Kort na mijn verjaardag las ik in de krant dat de verfilming van Het Dagboek van Bridget Jones in première was gegaan. De film kreeg een mooie recensie, die ik geanimeerd begon te lezen. Maar halverweg het stuk sloeg mijn humeur om. Wat in hemelsnaam, dacht ik, is er nou eigenlijk interessant aan een dertigjarige? Die innemende maar onnozele Bridget, met geen andere zorgen aan haar hoofd dan haar gewicht, haar alcoholconsumptie, haar pogingen om te stoppen met roken en het veroveren van Mark Darcy. Zolang je nog jong bent, lijken dat zaken van ultiem belang. Je denkt dan bovendien dat vijftig worden een soort eindstation is, een doodlopende straat waarin nooit meer iets gebeurt. Maar hoe anders is de praktijk.

In plaats van dat de middelbare leeftijd vrouwen eindelijk kalm en rustig (nou ja, vooruit: saai) vaarwater biedt, blijkt het juist een periode te zijn waarin alles in je leven op zijn kop komt te staan. Vertrouwde rollen die je decennialang hebt vervuld zonder er een tel over na te denken, ontglippen je ineens. Meestal ben je niet langer iemands dochter, want je ouders zijn inmiddels dood of, wat nog veel ontwrichtender is, dement of anderszins hulpbehoevend. Je eigen taak als ouder zit er ook goeddeels op, je kinderen worden zelfstandig. En ondertussen maakt elke blik in de spiegel je moedelozer. Waar is je taille gebleven en had je vroeger nu ook zulke hangwangen? Bij alle veranderingen op de meest basale terreinen van het leven krijg je namelijk ook nog eens de overgang cadeau, die omgekeerde tweede puberteit, met opvliegers als koortsaanvallen en algeheel fysiek verval waar de muiterij op de Bounty niets bij is.

En die man die daar al twintig, vijfentwintig, dertig jaar op de bank zit (‘Zeg jij nou ook eens wat!’), wat zul je daar nu verder eens mee beginnen? Bridget Jones verwart ware liefde met het begin van de liefde. Kom maar op met die Darcy, en dan is haar kostje gekocht. Maar iedereen die wat langer leeft, weet beter. Een plezierige relatie is net zoiets als het Koninklijk Paleis op de Dam: het vergt verdomd veel onderhoud. En zodra de kinderen uitvliegen en anti-rimpelcrème uitsluitend bij anderen effectief blijkt te zijn, wordt de noodzaak tot onderhoud groter dan ooit.

Alle hens aan dek en hozen, dat is op alle terreinen dus het motto in deze levensfase.

Je zou verwachten dat er kilometers boekenplank met romans over deze belangrijke en roerige periode in het vrouwenleven bestaan. Dat is niet zo. In de hele Nederlandse literatuur, van de middeleeuwen tot 2007, is niet één roman te vinden waarin een vrouw van vijftig de hoofdpersoon is en haar omstandigheden het thema. Toen dat eenmaal tot me was doorgedrongen, besloot ik dat boek dan maar zelf te schrijven. Een soort Dagboek van Bridget Jones voor gevorderden, dat was mijn oogmerk. Deze roman, Mijn zoon heeft een seksleven en ik lees mijn moeder Roodkapje voor, is in januari 2006 in Nederland verschenen. Binnen een jaar werden er bijna 100.000 exemplaren van verkocht.

Je zou denken dat er in onze samenleving geen taboes meer bestaan. Wat ik dan ook nooit had kunnen vermoeden, was dat mijn boek er toch nog een zichtbaar zou maken: het taboe op vrouwelijke middelbare seksualiteit.

In Mijn zoon … heeft Heleen, de veelgeplaagde ik-vertelster (een druk eigen bedrijf, puberkinderen die zich voor het eerst op vrijersvoeten begeven, een echtgenoot die zij ervan verdenkt vreemd te gaan en een moeder die van de ene dag op de andere full-time zorg behoeft) al ruim een half jaar geen seks met haar man Peter gehad. Ze heeft er gewoon geen zin meer in.

Meelevend zei mijn zusje: Kerels zakken op deze leeftijd ook allemaal zo uit, hè? Wie kan daar nou nog warm voor lopen?

O, zei ik. Hierover voelde ik me nu al maanden onzeker en gespannen, schuldig ook, op een vervelende, zinloze manier, maar dit was een geheel nieuwe kijk op de zaak. In zo’n leuk jasje leek Peter weliswaar nog heel wat, maar hoe zat het zonder kleren? Dat stugge, kleurloze borsthaar dat hij sinds kort had, en niet te vergeten het almaar aanwassende haar op zijn rug. Ook overal elders ontsproot er haar aan hem, het stak uit zijn neus en zijn oren. En dan die vetvbobbeltjes op zijn schouders. Of de weke, witte bolling van zijn buik, met zo’n rimpel overdwars erin, en daaronder zijn ongelijk afhangende ballen, gerimpeld als overjarige peren. En zijn geslacht, nou, waar kon ik dat het best mee vergelijken? Met de natgekauwde stomp sigaar van een bollenboer op de veiling?

Ik zat net lekker baldadig te worden, toen ik onverwachts vol liefde en deernis stroomde. Voor wie zou hij zich nog kunnen uitkleden, behalve voor mij? Ik dacht: We worden oud, schat. We worden samen oud, jij en ik.

Dan ziet Heleen bij toeval in een tijdschrift een advertentie voor ‘bio-actieve Lubricare voor de intieme delen’, een zelfzorgprodukt ter bestrijding van hormonale ongemakken tijdens de overgang, zoals pijn bij het vrijen. Stel dat de lust toch opeens weer toeslaat, dan wil ze dit middel beslist bij de hand hebben.

Op internet stond dat het veel voorkwam. En dat het in het ergste geval twaalf jaar kon duren. () Tot dusverre had ik nog op geen enkele site kunnen vinden of je na die maximaal twaalf jaar je libido weer terugkreeg. Ik kwam alleen maar zwaar bedreigende praatjes tegen over uitdrogende en dunner wordende vaginawanden, zonder enig opbeurend woord of toekomstgerichte visie. Als ik aan mijn vagina dacht, zonk de moed me in de schoenen.Sinds mijn vijftiende had ik niet meer zo obsessief bij dat lichaamsdeel stilgestaan. Je dácht dat je gewoon zoals altijd rustig achter je bureau zat, maar ondertussen was je bezig vanbinnen te verschrompelen.

En dus neemt Heleen, in de hoop daarmee haar seksleven een opkikker te geven, zich voor om een flaconnetje glijmiddel te kopen. In het kleine dorp waar ze woont gaat ze naar de drogist, maar zodra ze daar de hartelijke groeten voor haar man krijgt, overvalt haar gêne: iedereen kent haar en Peter, en daarom gaat ze beschaamd en onverrichterzake weer terug naar huis. En zo zal het haar in de loop van het boek nog een aantal keren vergaan: telkens als de Lubricare bijna in zicht is, komt er een kink in de kabel. Het wordt voor de lezer een soort running-gag, evenals Heleens opvliegers, die zij net zo nauwkeurig bijhoudt als Bidget Jones haar inname van alcoholische eenheden.

Lubricare is een middel dat echt bestaat, en ik beken dat ook ik iets moest overwinnen toen ik het voor het eerst aanschafte. Ik wist toen nog niet dat het produkt dat ik zocht die naam had en ook niet dat er diverse soortgelijke produkten verkrijgbaar zijn (want in het echt wordt er niet mee in tijdschriften geadverteerd, laat staan dat je er ooit een opgewekte televisie-commercial over ziet), dus ik moest mijn klacht bij de drogistij eerst hardop verwoorden. Aangezien ik net zoals Heleen in een klein dorp woon, wachtte ik, dralend bij de nagellak en de dropjes, op een gunstig moment. Pas toen de drogist, een aardige man die mij al decennialang bekwaam bijstaat op het gebied van vitamines en neusdruppels, even naar achteren ging, durfde ik tegen zijn vrouw te zeggen dat ik iets nodig had tegen een ongemak dat ik opgelaten alleen maar kon omschrijven als ‘een droge vagina’.

Natuurlijk zijn er wel belangrijker dingen in de wereld, de toestand in Afganistan bij vorbeeld, en zijn andere kwaaltjes bovendien ook standaard omkleed met schaamte (aambeien!) maar het blijft gek: vrouwen van rond de vijftig zoals Heleen en ik zijn van een generatie die zich op het gebied van seks-gerelateerde onderwerpen nu juist altijd zo lakoniek heeft betoond. Wij vormen de gelukzalige lichting die als eerste in de geschiedenis van de mensheid vrijelijk toegang had tot geboortebeperkende middelen en meteen ook de laatste van vòòr het aids-tijdperk. Seks was voor ons, bevoorrechte vrouwen, niet per definitie iets waarvan je babies kreeg of waarvan je ziek kon worden of doodgaan.

Maar nu belanden we massaal in de menopauze: voorbij is onze vruchtbare en meest bloeiende periode, opeens hebben we een dr. v., zoals Heleen het in Mijn zoon …besmuikt noemt, en eerlijk is eerlijk, niemand had ons daar op voorbereid. De moeders tegen wie wij rebelleerden toen we nog jong en strak in het vel waren, hebben de geheimen van de menopauze met zich meegenomen in het graf. Dat vrijen op een dag vervelend en pijnlijk zou worden, dat wisten we bij voorbeeld niet. En de rest wisten we evenmin.

Vrouwen praten er natuurlijk onderling wel over, met hun vriendinnen. Maar verder? Alleen in Nederland zijn er, op een bevolking van zestien miljoen mensen, op dit moment twee miljoen vrouwen van rond de vijftig, van wie volgens de statistiek ruim tachtig procent last heeft van overgangsverschijnselen. In andere Europese landen zal dat niet veel anders zijn, en het moet ook gelden voor de rest van de Westerse wereld. En toch horen of zien we vrijwel niets over het leven van dit enorme contingent vrouwen, laat staan over hun specifieke problemen: niet in reclame-uitingen, niet in de media, niet in film of literatuur. Als vrouw houd je op zekere leeftijd sowieso op met zichtbaar te zijn in de openbare arena. Je wordt een vage omgevingsfactor, iets ondefinieerbaars in het decor, waar anderen netzomin van opkijken als van een lantaarnpaal of een prullenbak. Met zoiets als overgangsklachten, iets dat zó hopeloos onsexy is, daarmee moet je als lantaarnpaal maar liever helemaal niet aankomen.

Voor mannen met aanverwante problemen ligt het anders. Je kunt geen computer aanzetten, of je wordt ongevraagd gebombardeerd met aanbiedingen van Viagra-pillen en penisvergroters: de sukkelende mannelijke middelbare seksualiteit is alom vertegtenwoordigd. Help, een penis die niet meer naar behoren functioneert! Daar wordt meteen en publiekelijk iets aan gedaan. Al is het met behulp van pillen, een man moet nu eenmaal in staat worden gesteld om seks te bedrijven, altijd en overal, anders vergaat de wereld kennelijk.

Jaren geleden schreef ik al eens dat de clitoris pas eeuwen na de ontdekking van Amerika door Kinsey werd ontdekt, terwijl de penis er sinds Adam en Eva altijd al was. Zo te zien lopen vrouwen ook nu nog steeds achter.

Vlak voordat de Nederlandse editie van Mijn zoon … verscheen, bedacht ik me dat er eigenlijk achter in het boek een advertentie voor Lubricare zou moeten staan, het middel waarop Heleen vruchteloos probeert de hand te leggen. Zo zouden de vrouwelijke lezers met een dr. v. tenminste te weten komen dat dat middel echt bestaat, en daar hun voordeel mee kunnen doen. En het leek me ook wel leuk om een beetje terug te spammen.

Bij mijn uitgeverij had men hier wel oren naar. Mijn redacteur Erna Staal zou met de producent van Lubricare in contact treden en informeren of de mogelijkheid van een advertentie bestond. Zo gezegd, zo gedaan. Via Google vindt Erna Lubricare in Dedemsvaart, ze belt op en legt het hele verhaal voor aan een meneer Dunnewater. Die reageert meteen afhoudend. Erna zet door. Ze voert het ene argument na het andere aan, maar meneer Dunnewater houdt de hakken stevig in het zand. In een laatste poging roept Erna uit: ‘Maar meneer Dunnewater, u weet toch als geen ander dat vrouwen in de overgang last hebben van vaginale droogheid!’ Waarop de aap uit de mouw komt: ze heeft weliswaar een firma Lubricare aan de lijn, alleen is het de fabricant van tractor-olie met dezelfde naam.

Het was een hilarisch misverstand. Maar ook bij ‘onze’ Lubricare ging het vervolgens niet vanzelf. ‘Wij adverteren nooit,’ luidde de reactie, een marketingstrategie waarvan alle fabricanten van middelen ter bevordering van de mannelijke potentie zouden omvallen van het lachen. Ten slotte kwam Lubricare toch over de brug en ging mijn boek naar de drukkerij met op de laatste pagina een uiterst beschaafde advertentie waarin het hoe en waarom van een vaginaal glijmiddel uit de doeken werd gedaan.

Binnen een paar dagen na de publicatie van Mijn zoon… stond mijn telefoon roodgloeiend. Journalisten van radio, televisie en landelijke dagbladen wilden weten wat hier achter zat. Natuurlijk speelde mee dat een literaire roman een hoogst ongebruikelijke drager voor reclame-uitingen is. Iedereen wilde allereerst weten of mijn boek door Lubricare was ‘gesponsored’. Nou nee: de makers van het glijmiddel hadden louter het symbolische bedrag van duizend euro voor hun pagina betaald, aangezien het mij en mijn uitgeverij niet om het geld te doen was geweest. De heilige verontwaardiging over de vermeende vermenging van commercie en cultuur gaf me evenwel volop de gelegenheid om het missionaire aspect van mijn actie uit te dragen. Ik kwam er ondermeer mee op een van de landelijke televisie-journaals.

Na die eerste publicitaire storm gebeurden er twee dingen. Om te beginnen werd ik bedolven onder de reacties van lezeressen. Ze schreven brieven, stuurden e-mails, of hielden me staande op straat. Een mevrouw die mijn oma had kunnen zijn, zei tegen me: ‘Ik wou dit ik dit dertig jaar eerder had geweten.’ Vrouwen lieten me weten dat ze zich net zo voelden als Heleen en dat ze tegen hun man hadden gezegd: ‘Hier, lees maar, dan snap je eindelijk wat ik je nu al een paar jaar probeer uit te leggen.’ En wat de dr. v. betreft, daarvoor hadden ze nu gelukkig ook een afdoende oplossing aangereikt gekregen (roomboter bleek de meest gebruikte thuis-aanpak te zijn, met yoghurt op de tweede plaats, en olijfolie en vasaline ex aequo pas op de derde – lieve help, je moet niet denken aan het wassen van al die lakens). Een vriendin van me vertelde zelfs dat ze bij een filiaal van drogisterijketen Het Kruidvat een mevrouw met mijn opengeslagen boek naar de toonbank had zien stappen en haar had horen vragen, wijzend naar de advertentie: ‘Hebben jullie dit?’ (Waarop het meisje achter de kassa zei: ‘Nee, wij verkopen geen boeken’, en mijn vriendin deze mevrouw te hulp had moeten schieten.)

Ik vond het allemaal geweldig, maar ik stond ook enigszins paf. Het begon tot me door te dringen dat we in het begin van de 21e eeuw en notabene in het liberale Nederland, op het gebied van de menopauze nog zo ongeveer in de middeleeuwen zitten.

In dezelfde periode verschenen uiteraard de literaire kritieken van Mijn zoon… Recensenten die mijn werk al een kwart eeuw lang hadden besproken en het vurig hadden geloofd dan wel hartstochtelijk gekraakt, maar die het uiteraard altijd hadden geplaatst binnen de context van de literatuur, kwamen nu opeens aanzetten met argumenten die nieuw voor me waren. Ze schreven dat ze het ‘onsmakelijk’ hadden gevonden om te moeten lezen over ‘al die lichamelijke dingen van ouder wordende vrouwen’. (Hm. Een niet onbelangrijk deel van de gehele wereldliteratuur gaat over mannelijke personages die ’m niet meer overeind krijgen. Everyman van Philp Roth, een van de grootste literaire hits van het afgelopen jaar, gaat over niets anders dan het fysieke verval van een oudere man. Kritische kwalificaties als ‘onsmakelijk’ zijn daarbij niet gevallen.)

Een recensent schreef: ‘Als dit boek nu maar was gegaan over een vrouw van vijftig die nog steeds wanhopig achter de mannen aanzit, dan was het leuk geweest.’

Bridget Jones die op haar vijftigste nog steeds, en bij voorkeur radeloos, op zoek is naar een man: dat had deze recensent persoonlijk een veel fijner gevoel gegeven. Dan had hij haar vanwege haar rimpels, haar opvliegers, haar onzekerheden, haar mood-swings en met name haar dr.v., meteen handenwrijvend kunnen laten weten dat ze geen enkele kans meer had om hem, gods geschenk aan de mensheid, ooit nog te bekoren. Hij zou de psychische en lichamelijke problemen van Bridget (50) geïrriteerd hebben afgedaan als ‘gezeur’.

Dit is, denk ik, de kern van het probleem: mannen houden vreselijk veel van onze vrouwelijkheid, maar dat wat ons tot vrouwen maakt, onze hormonen, daar deinzen ze voor terug. Zo’n vijfendertig jaar lang ontzien we ze braaf door maandverband en tampons buiten hun blikveld te houden, en in het openbaar zoveel mogelijk te zwijgen over menstruatiekrampen. En zijn we eindelijk klaar met menstrueren, dan moeten we dat en de gevolgen ervan ook maar zo lang mogelijk verborgen houden: iedere vrouw raakt haar marktwaarde in de traditionele zin van het woord kwijt zodra ze niet meer vruchtbaar is. Dat is geen erg verlichte notie, maar hij bestaat wel, onderhuids en onuitgesproken.

Ik schrijf romans omdat het mijn overtuiging is dat literatuur een belangrijke kennisbron voor ons is. We lezen om ons te herkennen en ook om ons te verwonderen. We lezen om te begrijpen hoe moeilijk het is om een fatsoenlijk mens te zijn, en hoe extra moeilijk dat is als de omstandigheden onfatsoenlijk worden. De verbeelding van de vrouwelijke middelbare leeftijd acht ik een valide literair thema. Ik denk dat verwacht mag worden dat er de komende jaren nog veel meer romans zoals Mijn zoon… zullen verschijnen, domweg omdat het aantal vrouwelijke auteurs dat vijftig is en zelf oog in oog staat met deze thematiek, door de vergrijzing van de bevolking gestaag zal toenemen. Dat geldt eveens voor de lezende en niet-lezende vrouwen van die leeftijd. Alleen al door hun aantal zal het steeds moeilijker worden om ouder wordende vrouwen te bestempelen als wezens zonder enig maatschappelijk nut of belang, of hun fysieke wederwaardigheden buiten beeld weg te moffelen.

Ik vind het leuk dat ik hieraan in Nederland iets heb kunnen bijdragen. Na de verschijning van Mijn zoon… drong de overgang als onderwerp overal binnen in de media. Bij de publieke omroep werd er een speciaal televisieprogramma over gemaakt. Diverse kranten wijdden er hun zaterdagse bijlage aan. Tot op de opiniepagina’s van landelijke dagbladen werd gedebatteerd over de vraag waarom de menopauze nog altijd niet geldt als een doodnormaal fact of life. Journalisten wierpen in alle ernst de vraag op of er misschien ook een ‘mannelijk equivalent voor de opvlieger’ bestaat. Toen ik na een radio-interview benzine stond te tanken, stak een man zijn hoofd uit het raampje van zijn auto en riep naar me: ‘Volgens mij heeft mijn vriendin het ook.’ Maar het allerleukste was dat NRC Handelsblad, de deftigste krant van Nederland, in een overzicht van nieuwe woorden en uitdrukkingen van het jaar 2006, ook de kortste taalvondst van het jaar bleek te hebben opgenomen: de dr.v..