Hollands dagboek I

Eerder verschenen in NRC Handelsblad.

Donderdag 24 juli

Mijn boek is in het stadium van de zaag en de bijl beland. Het vergt even een geestelijke aanloop, maar gepriegel zal niets meer oplossen, er is zwaarder geschut benodigd, dus de koevoet maar ter hand genomen. Tijdens het vierendelen en radbraken spreek ik de patiënt sussend toe. Het is voor je eigen bestwil, boek. Jij hebt zeven maanden je zin gekregen, nu is je moe aan de beurt. En iedere scène die wordt gesloopt, blijft toch wel op de een of andere geheimzinnige manier doorklinken in het geheel. We zetten er iets in, we halen het er weer uit, maar weg raakt het nooit. Idioot werk, ik snap er niets van.

’s Avonds sproei ik mijn verflenste tuin en maak nog een strandwandeling. In bed lees ik The stone gods van Jeanette Winterson uit. Ben een fan van haar, maar dit boek gaat me boven de pet.

Vrijdag 25 juli

Blijk eigenlijk maar één jurk te hebben die voor dit weer geschikt is, dus trek hem weer aan. Verder business as usual: probeer me aan het verder slopen van mijn boek te wijden, maar word in beslag genomen door andere dingen. Kirsten van de uitgeverij en ik sleutelen per mail aan het juryrapport van de korte verhalenwedstrijd die Contact in het kader van haar 75-jarige jubileum heeft uitgeschreven. Van de bijna achthonderd inzendingen zijn er nog maar elf halvefinalisten over. Op 18 augustus zal ik als woordvoerder van de jury slechts drie mensen gelukkig kunnen maken, die mogen door naar de finale. De rest zal mij levenslang bitter haten. Ieder woord in het juryrapport wordt op een goudschaaltje gewogen.

Maarten is er ’s middags al vroeg en we drinken in de tuin in een hoog tempo enkele glazen jenever. Daarna gaan we naar de keuken. Niet samenwonen heeft als voordeel dat er nooit gekissebis is over wie wat doet: wij doen uitsluitend iets in ons eigen huis. Dus leest Maarten aan het aanrecht de krant, terwijl ik kook. Koken betekent bij mij: pakjes openmaken en de inhoud leuk in schaaltjes doen. De tafel is gedekt als onze gasten arriveren. Na de taco’s, waar iedereen beleefd over doet, zitten we als bezetenen tot twee uur ’s nachts te bridgen. Maarten denkt dat bridge poker is, die biedt met drie punten rustig een slem, en maakt zijn contract nog ook. Ik ga alleen maar down. Richard, mijn partner, is gelukkig een heilige.

Zaterdag 26 juli

Erge spijt van alle flessen wijn van gisteren. Trek jurk aan. Eet bakje frambozen. Ben verder tot niets in staat. We verkassen naar Amsterdam, waar ik op Maartens bank ga liggen met Unaccustomed Earth van Jhumpa Lahiri. Wat een schitterend boek. Kikker er helemaal van op en krijg weer praatjes. We gaan een paar boodschappen doen en stranden, doordat de metro niet rijdt (niets doet het in Amsterdam, het is er bovendien een gore vieze zooi en je kunt nergens lopen vanwege het op straat geparkeerde blik), op station Amstel in een kolossale onweersbui. Het koelt wel lekker af, en wachtend totdat het droog wordt zie ik bij de Bruna in de stationshal dat de nieuwe editie van mijn Echt sexy op nummer 2 staat.

’s Avonds een bijzonder uitje in het kader van Amsterdam International Fashion Week: we gaan naar de modeshow van twee jonge ontwerpsters, Eva en Delia, van wie Maarten de huisbaas is. We hebben geen van tweeën ooit eerder een catwalk van nabij gezien. Alleen op het publiek kijken we onze ogen al uit. Kan zweren dat ik de enige ben op rode spaghettisandaaltjes. De plateauzool is terug, en zwart is weer eens het nieuwe zwart. Volgens het programma vertonen de ontwerpen van Eva en Delia ‘een ‘bond pallet’ aan kleuren. Dat daargelaten klappen we onze handen stuk. Het is een geestige en opzwepende show. Na afloop zegt Maarten deskundig: ‘En allemaal hartstikke draagbaar’. Ik heb een man die overal verstand van heeft. Hij is mijn stut en steun.

Zondag 27 juli

Na een terrasjesontbijt snel naar huis om de sloop te hervatten. Overweeg de jurk even snel door een sopje te halen, maar wat doe ik dan aan? Buiten schijnt de zon, binnen zit een maniak te werken. Het eerste deel knapt al zienderogen op. Nog een uurtje dan, omdat het zo lekker is? Maar ik wil ook nog verder met het nieuwjaarsgeschenk dat ik moet schrijven voor Noordhoff, waar mijn boeken in een speciale editie voor middelbare scholen verschijnen. Waarom heeft een mens maar één hoofd?

Gelukkig vraagt mijn assistente Andrea mijn aandacht voor een heel ander karweitje. Sinds enige tijd betaal ik dubbel belasting: niet alleen in Nederland, maar ook in alle landen waar mijn werk wordt gepubliceerd. De Nederlandse fiscus vindt dit de normaalste zaak van de wereld en ik moet zelf maar zien hoe ik uit het buitenland mijn tax terugvorder. Wat niet helpt is dat ieder land daar zijn eigen procedure voor heeft en dat Nederland bovendien met al die landen verschillende belastingverdragen heeft. Dus gaat mijn hele middag op aan het bestuderen en invullen van de negen Duitse belastingformulieren die benodigd zijn om de verfilmingsrechten van Zolang er leven is tot fiscaal rechtvaardige proporties terug te brengen. Andrea en onze fiscalist zijn ondertussen bezig met Italië. Andrea heeft er een hard hoofd in. ‘Moet je net Italië hebben,’ zegt ze.’Ik zie het lijk al drijven.’