Luisterboek

Klik hier voor een luisterfragment uit De stiefmoeder.


‘Als stiefmoeder blijf je een buitenstaander’

Waarom een roman over de stiefmoeder?
Door een voorval uit mijn eigen leven. Ik ben al eenentwintig jaar parttime stiefmoeder; mijn partner Maarten heeft een dochter, Noor. Ik heb altijd een ontzettend gezellige verstandhouding met haar gehad. De ene week woonde ze bij haar moeder, de andere week bij haar vader.

Dus ook bij jou?
Nee, wij wonen niet samen. Nooit gedaan ook. Maarten wil per se in Amsterdam wonen en ik per se niet. Het heeft eigenlijk alleen maar voordelen. Elke week ben ik blij als het vrijdagmiddag is want dan denk ik: mijn vent komt er weer aan!

Een paar jaar geleden ging de moeder van Noor scheiden, na achttien jaar huwelijk. Noor, toen vijfentwintig, zei helemaal opgetogen tegen mij: ‘Vind je het niet geweldig, nu kunnen papa en mama weer samenkomen!’

Was dat niet een klap in je gezicht?
Nee, ik wist meteen dat dit een boek zou worden. Het trof me dat een volwassen persoon dat zo uit de grond van haar hart kon zeggen, zó opgetogen en blij. Het verlangen dat ouders weer samenkomen is blijkbaar zo basaal, terwijl het in feite hoogst bizar is om dat als volwassene nog te willen, na al die jaren. Als die combinatie van vreemdheid en gewoonheid er is, dan weet ik dat ik een mooi onderwerp bij de staart heb.

‘De stiefmoeder’ is weer een echte Renate ‘whodunit’-Dorrestein.
Ik zie De stiefmoeder heel sterk als een boek in mijn reeks van familieromans. Ik dacht dat ik alle familieverbanden wel had gehad in mijn romans. Maar toen Noor die uitspraak deed dacht ik: wat zot, ik ben tot nu toe gewoon voorbijgegaan aan een alledaags verband waar ik zelf deel van uitmaak. Dat heeft mijn ogen geopend voor andere verbanden in mijn leven waar ik ook nog nooit over heb geschreven. Dus door De stiefmoeder ben ik op een familiaire goudmijn gestuit. Het moet toch altijd op een bepaalde manier in mijn eigen leven wortelen, anders weet je niet hoe het voelt. En je moet weten hoe het voelt om erover te kunnen schrijven. Een familiedrama is een ontzettend aantrekkelijk gegeven, omdat we er allemaal wel mee te maken hebben. Ik leid de lezer binnen in een situatie die bedrieglijk bekend lijkt. Doorgaans gaat men in gezinnen niet over tot moord en doodslag. Maar er gebeuren wel verschrikkelijke dingen in gezinnen en toch zit je de volgende dag weer samen aan het ontbijt. De onverstoorbare motoriek van het gewone, waar­onder zich van alles afspeelt, vind ik bijzonder aantrekkelijk. En dat kennen we ook allemaal tot in onze vezels.

Dat een stiefmoeder zich als antropoloog moet opstellen, ken je dat uit eigen ervaring, dat je een buitenstaander blijft?
Ja, als ik Maarten met z’n dochter gadesla, zie ik een team. En ik mag gezellig meedoen, maar dat stelt niks voor ten opzichte van wat zij delen. Ik denk dat het bij heel veel stiefmoeders misgaat omdat ze dat niet beseffen.

Die willen meedoen.
En dan gaan ze enorm lijden onder het feit dat dat gewoon niet mogelijk is. Ik kan dat alleen onder ogen zien omdat ik er niet met huid en haar in zit. Ik ben een stiefmoeder aan de zijlijn.

Eigenlijk gaat het in De stiefmoeder ook mis op het moment dat Claire mee wil doen.
Precies. Als zij denkt: nu word ik in vertrouwen genomen en ze dat als iets heel intiems beleeft, dan slaat ze de plank zo mis.

En dan begint het onheil zich te ontrollen. Bedenk je dat van tevoren?
Nee, ik kijk elke dag hoe het verder gaat. Ik ben een rommelaar, de architect die zonder bouwtekeningen van start gaat of de wandelaar die zonder kaart van huis vertrekt. Dat het verhaal vanuit drie perspectieven zou worden verteld, had ik ook niet van tevoren bedacht. Dat kreeg ik pas al werkende door. Claire kan dit niet in haar eentje dragen, we kunnen niet uitsluitend in haar bewustzijn opgesloten zitten. Ik dacht dat er eerst zelfs vier stemmen moesten zijn, dat ik ook Henriette, de moeder van Josefien, nodig zou hebben.

Nu is ze een boze, destructieve kracht op de ­achtergrond.
Het is ontzettend leuk als dat soort elementen op een heel natuurlijke manier een plek vinden. Ik merk het aan andere schrijvers: degenen die hun werk vervelend vinden, zijn altijd de schemabouwers.

Jij geniet van het schrijven?
Ja, ik ga elke dag met rode wangen naar mijn werk. Dan denk ik: waardoor zal ik vandaag weer eens worden overrompeld? Want zo is het gewoon. Net als wanneer je leest, zie ik als schrijver ook elke keer weer een wending waarvan ik me afvraag hoe die zal lopen.

Je schreef acht boeken die nooit zijn gepubliceerd, voordat nummer negen werd uitgegeven. Genoot je tijdens die eerste boeken ook van het schrijven?
Mijn broddellapjes waren dat, ze waren echt slecht. Pas toen ik de Amerikaanse schrijver Kurt Vonnegut ontdekte, zag ik voor het eerst dat het kon: schrijven op een heel lichtvoetige, geestige, soms ronduit hilarische manier. En dan over onderwerpen die ertoe doen. Hij heeft mij op een of andere ongrijpbare manier toestemming gegeven om het op mijn manier te doen. Sindsdien zit ik op een goed spoor. Maar van die eerste acht boeken genoot ik geloof ik ook, ik was toen alleen als een kip zonder kop bezig. Nu heb ik de enorme weelde van de ervaring. Ik weet dat in mijn gereedschapskist alles zit wat ik nodig heb.

Is er nu geen twijfel meer tijdens het schrijven?
Ik twijfel nog altijd, maar het is niet meer zo vermurwend als vroeger. Toen leed ik echt onder die twijfel. Nu denk ik: ach Renaat, het zal toch allemaal wel weer lukken. Ook al kan ik nog steeds wel drie weken tandenknarsend rondstieren als ik vastzit.

Heb je dat bij dit boek ook gehad?
Ik heb het altijd wel twee keer per boek, dus ook met De stiefmoeder. ‘O help, ik heb een jaar voor niks gewerkt!’ Mijn omgeving zegt dan: ‘Jaaaa Renaat, dat zeg je altijd.’ Ik vergeet dat, maar het klopt. Ik ben altijd maar met één ding bezig: kan de lezer dit nog bijbenen? Ik wil de lezer faciliteren. Het verhaal moet, in mijn ideaalbeleving, over de pagina’s heen rollen, zodat je de volgende dag nog denkt: verdorie, hoe zat het nou? Als lezer vervul je het verhaal. In jouw hoofd en jouw hart komt het werkelijk tot vervulling, vindt het z’n finale vorm.

Een kenmerkende ondertoon in De stiefmoeder: ook een heel harmonieus huwelijk kan in een split second exploderen.
Dat is natuurlijk ook zo, je bent je leven nooit zeker. In een roman moet je beginnen om iedereen gelukkig te laten zijn, anders is er niks om stuk te maken. Pas als de lezers denken ‘Gos, wat jammer nou, want het ging zo goed’ kunnen ze meeleven met de teloorgang. Dus als schrijver kun je maar één kant op.

Kapot moet het.
Ja, de bijl moet uit de kast komen.

Op je site staat dat de zelfmoord van je zusje een enorme invloed heeft gehad op je werk. Komt het gevoel dat iets van het ene op het andere moment kapot kan gaan, daar vandaan?
Dat onder meer, maar ik ben ook altijd heel erg in de greep van dingen die over schuldgevoel gaan. Schuld en boete. Maarten zegt als ik aan een nieuw boek begin altijd: ‘Zo, dat wordt schuld en boete deel 23.’ Schuldgevoel is bijna altijd illusoir. Het heeft iets heel megalomaans, denken dat je een rol hebt gespeeld of had moeten spelen. Ik voel me heel snel verantwoor­delijk. Laatst had ik bijvoorbeeld gewonnen met kaarten, dankzij een heel goede medespeler. Dan moet ik me beheersen om niet tegen Maarten, die oneindig veel beter is dan ik, te zeggen: ‘Sorry dat ik heb gewonnen.’ Zo ver gaat dat. Dus dat mogen wij best behoorlijk verknipt noemen. Het was trouwens wel erg leuk om voortdurend te winnen, maak ik dat ook eens mee.

Vaak zijn jouw hoofdpersonages verknipt, ­beschadigd. Claire ook.
Dat maakt personages interessant. Dat is het grote euvel van literatuur: je hebt altijd een conflict nodig, iets dat schuurt. Dat is je brandstof. Zonder dat krijg je geen drama op gang. Dat was bij Homerus zo en dat is nu nog zo. Ik denk ook dat we allemaal op de een of andere manier beschadigd zijn. We zijn allemaal gekrenkt als kind, in meer of mindere mate. Dat is de menselijke conditie.

Wat was jouw krenking als kind?
Ik vond het gewoon verschrikkelijk om kind te zijn. Dat ik niet de baas over mezelf was. Ik ben geboren in de jaren vijftig, waarin er echt nog sprake was van gezag. Dat ervoer ik als erg beklemmend. Maar door te worden gekwetst, word je wel een sterker mens. Dat zie je ook aan Claire. Zij heeft een heel onveilige jeugd gehad, haar ouders wilden eigenlijk niet dat zij bestond. Ze had gemakkelijk iemand kunnen worden die zich schaamt voor haar eigen schaduw. Maar het is haar gelukt het tegendeel te worden, uit een soort wraakzucht misschien, maar in elk geval ook omdat slachtoffers in haar ogen ongelofelijke onbenullen zijn.